Op 20 december bestaat de wet verpleegkunde; 20 december 1974 op de uitoefening van de verpleegkunde precies 50 jaar.
Deze wet werd bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 april 1975: personen die niet voldeden (meestal kloosterrzusters) aan de voorwaarden om de verpleegkunde wettig uit te voeren, maar die op 1 januari 1975 en die minstens 3 jaar tewerkgesteld waren in een
verzorgingsinstelling of kabinet van arts of tandarts, mochten dezelfde werkzaamheden blijven doen.
Aan de basis van deze wet, het wetsontwerp van kamerlid Daniel Coens, (CVP)-, wijzigde toenmalige KB78 van 10 november 1967, dit regelde de uitvoering van de geneeskunde en de daarna verbonden beroepen.
In het KB 78 zelf aangeduid als “ helpers” daaronder vielen ook de verpleegkundigen.
Oorspronkelijk was het om het beroep te regelen via uitvoeringsbesluiten, dus zonder tussenkomst van de wetgever.
Het wetsontwerp Coens beoogde een afzonderlijke wettelijke regeling voor
verpleegkundigen, verpleegkundigen in de gezondheidszorg waren de enige die hun beroep continu 24 u op 24 u uitoefenden.
Art.1 : wijzigde het opschrift van KB78 naar KB78 betreft de uitoefening van de geneeskunst, verpleegkunde, paramedische beroepen en geneeskundige commissie.
Art 2 : wijziging Art.5 van KB78: gaf de koning de bevoegdheid de voorwaarden te bepalen waaronder artsen, verpleegkundigen onder hun verantwoordelijkheid en toezicht konden belasten met handelingen verband houdend met diagnose, behandelingen en lijst van handelingen.
Het duurde 10 jaar alvorens het KB van 11 maart b1985 de lijst van technische handelingen verpleegkunde die door artsen aan verpleegkundigen kunnen worden toevertrouwd.
Dit KB werd door Raad van State vernietigd door een arrest van 1 april 1987, het duurde nog tot 18 juni 1990 om deze lijst vast te stellen.
Art.3 van de wet bracht nieuwe bepalingen krachtens Art.21 bis§1 en verkregen de verpleegkundigen een quasi monopolie voor de uitoefening verpleegkunde, terwijl de vroedvrouwen § 2 gelijkgesteld werden met verpleegkundigen en ook verpleegkundige handelingen mochten toepassen.
Art.21 ter : bepaalde wat onder verpleegkunde werd verstaan, achteraf de A, B en C handelingen.
Art 21 quater: maakt de uitoefening verpleegkunde afhankelijk van een visum.
Art.21 quinquies; gaat over de titelbescherming verpleegkundige.
Art 21 sexies : verbood verpleegkundigen aan onbevoegden bijstand of medewerking te verlenen.
Art.21 septies : verbood werkgrens aan personen die ze tewerkstellen een beschermde titel.
Art 21 nonies -decies – undecies : bepalen de oprichting van bevoegdheden, samenstelling en organisatie van de Nationale Raad verpleegkunde.
Art 21 duiodecies; was de bekendmaking van de Technische Commissie verpleegkunde.
Art. 4-5-6-7-8-9 brachten een terminologische wijziging van het bepalen KB78.
Art. 10 : voegde Art 38 ter en 38 quater toe aan KB78.
Art 38 ter : stelde strafbaar, wie zonder wettelijk voorwaarden de verpleegkunde uitoefende.
Art 48 quater : stelde onwettig voeren of toekennen van een beschermde titel verpleegkunde strafbaar.
Art 19 : laatste art. is een belangrijke overgangsbepaling, personen die niet voldeden aan voorwaarden om verpleegkunde wettig uit te oefenen maar die op 1 januari 1975 minstens 3 jaar tewerk gesteld werden in een verzorgingstehuis, kabinet arts of tandarts mochten zelfde
werkzaamheden blijven doen ( zij moesten zich wel melde bij de Provinciaal geneeskundige commissie).
De wet werd sindsdien talrijke keren gewijzigd. Het meest opvallend de vele uitbreidingen van de uitzonderingen op de onbevoegde uitoefening van de verpleegkunde.
Het zijn er maar liefst 7.
1 e ; Art 9 van de wet 19 december 1990 op de paramedische beroepen.
Tweede keer Art 55 van de wet van 10 augustus 2001.
Een derde keer Art 66 van de wet van 19 maart 2013.
4 e keer: uitzondering gezondheidsberoepen Art 160 van de wet 10april 2014.
Een 5 uitzondering uit Art 90 van de wet van 12 december 2016
6 e uitzondering Art 3 van de wet 11 juni 2023 ( bekwame helper).
7 e en laatste uitzondering, Art 13 van de wet van 18 mei 2024 betreft WUG wet
Met de wet van 20 december 1974 heeft men een wettelijke basis willen geven. Dat heeft in de loop der jaren geleid tot talrijke, vaak ingewikkelde en in de praktijk moeilijk toepasbare uitzonderingsregels.
Op een fundamentele hervorming van de uitoefening van de gezondheidsberoepen blijft het wachten.